Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7072

Datum uitspraak2009-08-04
Datum gepubliceerd2009-09-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers08/3679 WW44
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verlening tijdelijke bouwvergunning aan AKZO NOBEL voor drie reclametoestellen aan de Zuid-as. Er is sprake van een tijdelijk bouwwerk. Een toetsing aan de welstandscriteria als bedoeld in artikel 12a van de Woningwet en een toetsing aan het welstandscriterium van de APV zijn niet aan de orde. De beleidsregels ten aanzien van reclame zijn niet van toepassing op bouwwerken.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Sector Bestuursrecht zaaknummer: 08/3679 WW44 uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen: Vereniging Beethovenstraat-Paranassusweg, gevestigd te Amsterdam, eiseres, gemachtigde mr. F.C.S. Warendorf, en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuideramstel van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigde mr. D. Kortleve. Ook heeft als partij aan het geding deelgenomen: Akzo Nobel N.V., vergunninghoudster, gemachtigde mr. M.D. Schraven. 1. Procesverloop Verweerder heeft aan vergunninghoudster een tijdelijke bouwvergunning verleend voor drie reclametoestellen aan de gevels van het gebouw Strawinskylaan 2001 en 2501 te Amsterdam. Bij besluit van 8 augustus 2008 heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de verlening van deze bouwvergunning ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep ter zitting behandeld op 21 juli 2009. 2. Overwegingen 2.1 De rechtbank is, anders dan eiseres, van oordeel dat sprake is van een bouwwerk dat voorziet in een tijdelijke behoefte (artikel 45, eerste lid, aanhef en onder b van de Woningwet). 2.1.1 Vergunninghoudster was (en is) voornemens om een nieuw kantoor te laten bouwen om daar als huurster in te trekken. Zij had met het oog daarop ten tijde van de beslissing op bezwaar al een overeenkomst gesloten met ING Vastgoed. In de lopende huurovereenkomst was rekening gehouden met de verhuizing door de mogelijkheid van ontbinding na vijf jaar daarin op te nemen. De planning van de nieuwbouw voorzag in een verhuizing in 2011. Dit alles is voldoende om te kunnen spreken van een tijdelijke behoefte om reclame aan te brengen op de gevels van het huidige kantoor en daarmee van een tijdelijk bouwwerk. 2.1.2. De rechtbank ziet geen aanleiding op grond van de beleidsregels die verweerder voor reclame heeft opgesteld anders te denken over de tijdelijkheid van het bouwwerk. Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op bouwwerken. De beleidsregels geven een uitwerking aan artikel 8.4, tweede lid, onder a, van de Algemene Plaatselijke Verordening 1994 (APV 1994) waarin is bepaald dat reclame niet toelaatbaar is als deze ontsierend is voor het stadsbeeld of afbreuk doet aan de kwaliteit van de openbare ruimte. Artikel 5 van de beleidsregels bepaalt dat ten behoeve van tijdelijke reclame in een beperkt aantal gevallen kan worden afgeweken van deze uitwerking. Artikel 5 van de beleidsregels geeft dan ook geen invulling van het begrip ‘tijdelijkheid’ als bedoeld in artikel 12a van de Woningwet, maar bepaalt dat voor een beperkt aantal categorieën tijdelijke reclame kan worden afgeweken van de in de artikelen 4.2.1 en 4.2.2 van de beleidsregels opgenomen uitwerking van het welstandscriterium van de APV 1994. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande onvoldoende aanknopingspunten om artikel 5 van de beleidsregels bepalend te laten zijn voor het antwoord op de vraag of er sprake is van een tijdelijk bouwwerk. 2.1.3 De vertraging die na de beslissing op bezwaar is opgetreden (mede) als gevolg van de financiële crisis kan niet leiden tot de conclusie dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van een tijdelijke behoefte. De rechtbank moet immers beoordelen of er op het moment van het nemen van de beslissing op bezwaar sprake was van een tijdelijk behoefte. 2.2 Nu er sprake is van een tijdelijk bouwwerk is een toetsing aan de welstandscriteria als bedoeld in artikel 12a van de Woningwet niet aan de orde. Artikel 44, eerste lid, onder d, van de Woningwet sluit toepassing van deze criteria op tijdelijke bouwwerken uit. Ook een toetsing aan het welstandscriterium van artikel 8.4, tweede lid, onder a van de APV 1994 is niet aan de orde. Artikel 8.4, zevende lid, van deze verordening bepaalt immers dat het tweede lid, onder a, van artikel 8.4 niet geldt voor bouwwerken. 2.3 Het beroep is ongegrond. 3. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P. Kijlstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L. van Hof, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2009. de griffier, de rechter, Rechtsmiddel Belanghebbenden en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken na verzending van de uitspraak. Afschrift verzonden op: DOC: B SB O